home *** CD-ROM | disk | FTP | other *** search
/ Netwerk 14 / Netwerk_Vol14.iso / Yucom / install / pc / Nl / MDAC_IE5.CAB / adoreadm.txt < prev    next >
Text File  |  1999-02-15  |  25KB  |  509 lines

  1. -------------------------------------------------------------------
  2. Leesmij-bestand bij Microsoft(R) ActiveX(R) Data Objects versie 2.1 
  3. -------------------------------------------------------------------
  4.  
  5.  
  6. (c) 1998 Microsoft Corporation. Alle rechten voorbehouden.
  7.  
  8. Dit document bevat nageleverde informatie of andere informatie die als aanvulling 
  9. geldt op de documentatie bij Microsoft ADO.
  10.  
  11. ------
  12. ININHOUD
  13. ------
  14.  
  15.  
  16. 1. PRODUCTBESCHRIJVING
  17.    
  18. 2. NIEUWE FUNCTIES
  19. 2.1 Seek en Index
  20. 2.2 Bijwerken van rijen en synchronisatie
  21. 2.3 Microsoft OLE DB Persistence-voorziening
  22. 2.4 Microsoft Gegevensbewerking voor OLE DB
  23. 2.5 Microsoft OLE DB Remoting-voorziening
  24.  
  25. 3. TECHNISCHE NOTITIES
  26. 3.1 Beveiligingsaanpassingen
  27. 3.2 Beperkingen
  28. 3.3 Beveiligingsinstellingen aanpassen
  29.  
  30. 4. BEKENDE BUGS, BEPERKINGEN, TIJDELIJKE OPLOSSINGEN EN NAGELEVERDE 
  31. DOCUMENTATIENOTITIES
  32.  
  33. ----------------------
  34. 1.1. PRODUCTBESCHRIJVING
  35. ----------------------
  36.  
  37.  
  38. ActiveX Data Objects (ADO) is een op Automation gebaseerde interface voor het verkrijgen 
  39. van toegang tot gegevens. ADO gebruikt de OLE DB-interface voor het verkrijgen van 
  40. toegang tot een grote verscheidenheid aan gegevensbronnen, met inbegrip van maar niet 
  41. beperkt tot gegevens die worden aangeleverd via ODBC.
  42.  
  43. Gebruikers van RDO en DAO zullen niet lang nodig hebben om vertrouwd te raken met het 
  44. programmeren in ADO omdat het algemene ontwerp van ADO het resultaat is van onze 
  45. ervaring met het ontwikkelen van dergelijke interfaces.
  46.  
  47. Microsoft Remote Data Service (RDS) is een onderdeel van ADO dat snelle en efficiδnte 
  48. gegevensverbindingen en het raamwerk voor gegevenspublicatie biedt voor toepassingen 
  49. die deel uitmaken van Microsoft Internet Explorer. Dit product is gebaseerd op een 
  50. gedistribueerde client/server-technologie die werkt op basis van de HTTP-, HTTPS- 
  51. (HTTP via Secure Sockets Layer) en DCOM-toepassingsprotocollen. Aan de hand van 
  52. gegevensafhankelijke ActiveX-besturingselementen, voorziet RDS webontwikkelaars 
  53. die gedistribueerde, gegevensintensieve toepassingen moeten bouwen voor gebruik 
  54. op bedrijfseigen intranetten en het Internet van programmeerfuncties met 
  55. gegevenstoegang in de stijl van Microsoft Visual Basic(R).
  56.  
  57. ------------------
  58. 2.2. NIEUWE FUNCTIES
  59. ------------------
  60.  
  61.  
  62. ADO 2.1 biedt verschillende nieuwe functies voor ontwikkelaars.
  63.  
  64. 2.1 Seek en Index
  65. De methode Seek en de eigenschap Index bieden de mogelijkheid om snel, op basis van 
  66. een index de plaats van rijen in een recordset te bepalen.
  67.  
  68. 2.2 Bijwerken van rijen en synchronisatie
  69. Met de nieuwe rijbewerkingsmodus kan de gebruiker naar eigen inzicht rijen bijwerken 
  70. en recordsets synchroniseren die zijn gemaakt met een JOIN-bewerking. Zeven nieuwe 
  71. dynamische eigenschappen besturen het gedrag van vijf bestaande methoden.
  72.  
  73. 2.3 Microsoft OLE DB Persistence-voorziening
  74. De Microsoft OLE DB Persistence-voorziening, in combinatie met de methoden Save en Open 
  75. van het Recordset-object, slaat een recordset op als een bestand en herstelt deze recordset. Met deze release kan een recordset worden opgeslagen in XML-indeling (Extensible Markup Language), de standaardindeling voor het definiδren van door de 
  76. gebruiker opgegeven codes voor gegevens die via het Internet worden getransporteerd.
  77.  
  78. 2.4 Microsoft Gegevensbewerking voor OLE DB
  79. Microsoft Gegevensbewerking voor OLE DB, die gegevensmodellering ondersteunt, biedt nu 
  80. de volgende functies:
  81.  
  82. 2.4.1 Omvormen van een eerder gemodelleerde recordset. Ter ondersteuning van deze 
  83. functie beschikken recordsets nu over een eigenschap Name die alleen bestaat zolang 
  84. de verbinding actief is.
  85.  
  86. 2.4.2 Uitvoeren van statistische berekeningen op een kolom op alle niveaus van 
  87. een gemodelleerde recordset en niet alleen op het eerstvolgende onderliggende 
  88. niveau van het hoofdobject. Deze functie gebruikt volledige gekwalificeerde 
  89. hoofdstuknamen om een pad te vormen naar het gewenste niveau en de gewenste kolom.
  90.  
  91. 2.4.3 Er kan een willekeurig aantal interveniδrende COMPUTE-componenten worden 
  92. gebruikt tussen de PARAMETER-component en het parameterargument in COMPUTE-
  93. opdrachten met parameters.
  94.  
  95. 2.5 Microsoft OLE DB Remoting-voorziening
  96. De Microsoft OLE DB Remoting-voorziening wordt een standaard servicevoorziening 
  97. en krijgt de beschikking over nieuwe dynamische eigenschappen voor het verbeteren 
  98. van de prestaties, een betere besturing voor de gebruiker en achterwaartse 
  99. compatibiliteit met ADO 2.0.
  100.  
  101.  
  102. ----------------------
  103. 3.3. TECHNISCHE NOTITIES
  104. ----------------------
  105.  
  106.  
  107. 3.1 Beveiligingsaanpassingen
  108.  
  109. Deze release omvat beveiligingsaanpassingen voor ADO- en RDS-objecten zodat er 
  110. restricties gelden voor een aantal bewerkingen wanneer Internet Explorer wordt 
  111. uitgevoerd in een 'veilige' modus.
  112.  
  113. 3.1.1. Zones
  114. U kunt verschillende beveiligingsinstellingen maken voor verschillende 'zones' 
  115. in Internet Explorer 4.0 met als doel het gedrag van ADO/RDS-objecten in deze 
  116. zones aan te passen. Binnen Internet Explorer 4.0 zijn de volgende vier zones 
  117. gedefinieerd:
  118. *  Internet-zone
  119. *  Lokale intranetzone
  120. *  Zone met websites met beperkte toegang
  121. *  Zone die vertrouwde websites bevat
  122.  
  123. 3.1.2. Beveiligingsniveaus
  124. Voor elk van deze zones kunt u opgeven welk beveiligingsniveau u wilt gebruiken. 
  125. De volgende beveiligingsniveaus zijn beschikbaar voor elke zone:
  126. *  Hoog
  127. *  Normaal
  128. *  Laag
  129. *  Aangepast
  130.  
  131. Net als alle andere ActiveX-besturingselementen werken ADO/RDS-objecten alleen 
  132. in Internet Explorer 4.0 als het beveiligingsniveau is ingesteld op Normaal of 
  133. Hoog. Er worden aangepaste instellingen gebruikt om het gedrag van ADO/RDS-
  134. objecten in te stellen in veilige of onveilige modus.
  135.  
  136. 3.2 Beperkingen
  137.  
  138. Standaard wordt er in Internet Explorer 4.0 voor elke onveilige bewerking op 
  139. ADO/RDS-objecten een melding weergegeven als de gebruiker pagina's laadt vanuit 
  140. de lokale intranetzone, de zone die vertrouwde websites bevat of de Internet-zone. Standaard worden alle onveilige bewerkingen op ADO/RDS-objecten uitgeschakeld voor pagina's die worden geladen vanuit de zone met websites met beperkte toegang. In de volgende secties wordt het gedrag van ADO/RDS in deze modi beschreven.
  141.  
  142. 3.2.1 Veilige objecten
  143. De volgende objecten worden als 'veilig' beschouwd. Dit betekent dat onveilige 
  144. bewerkingen (zoals beschreven in 3.2.3) niet zijn toegestaan in een veilige omgeving 
  145. (zoals, standaard, Internet Explorer; tenzij aangepaste instellingen zijn gebruikt 
  146. om uitvoering in een onveilige modus mogelijk te maken) en wel zijn toegestaan in 
  147. een onveilige omgeving (zoals Visual Basic).
  148. a. RDS.DataControl-object
  149. b. RDS.DataSpace-object
  150. c. ADO Recordset-object
  151.  
  152. 3.2.2 Onveilige objecten
  153. De volgende objecten worden als 'onveilig' beschouwd. Zij kunnen niet direct of 
  154. indirect worden gemaakt (en aan een gebruiker worden gegeven) als er in een veilige 
  155. omgeving wordt gewerkt.
  156. a. RDSServer.DataFactory-object
  157. b. ADO Connection-object
  158. c. ADO Command-object
  159.  
  160. 3.2.3 Onveilige bewerkingen op veilige objecten
  161. De volgende bewerkingen worden als onveilig beschouwd voor de 'veilige' objecten 
  162. RDS.DataControl, RDS.DataSpace en ADO Recordset. Deze bewerkingen zijn niet 
  163. toegestaan in een veilige omgeving maar zijn wel toegestaan in een onveilige omgeving.
  164.  
  165. a. RDS.DataControl
  166. i) Alle tweelaags- en DCOM-verbindingen voor het RDS.DataControl-object. Dit 
  167. betekent dat u geen databaseverbindingen tot stand kunt brengen op uw lokale 
  168. machine of vanaf servers waarmee u via het DCOM-protocol verbinding maakt.
  169. ii) Alle drielaagsverbindingen via HTTP zijn beperkt tot de server waarvandaan 
  170. de pagina is gedownload. Dit betekent dat de eigenschap Server van het 
  171. RDS.DataControl-object gelijk moet zijn aan de naam van de host (http://server) 
  172. waarvandaan de pagina is gedownload.
  173.  
  174. b. RDS.DataSpace
  175. i) Alle tweelaags- en DCOM-verbindingen voor het RDS.DataSpace-object. Dit betekent 
  176. dat u het RDS.DataSpace-object niet kunt gebruiken om zakelijke objecten op te roepen 
  177. op uw lokale machine of via het DCOM-protocol.
  178. ii) Alle drielaagsverbindingen via HTTP zijn beperkt tot de server waarvandaan de 
  179. pagina is gedownload. Dit betekent dat de tweede parameter in de aanroep van de 
  180. methode CreateObject van het DataSpace-object moet wijzen naar de server waarvandaan 
  181. de pagina is gedownload.
  182.  
  183. c. ADO Recordset
  184. i) Elke verbinding waarbij niet MS Remote als voorziening wordt gebruikt. De 
  185. verbindingsreeks moet dus starten met Provider=MS Remote. De code Externe server 
  186. in de verbindingsreeks moet tevens dezelfde naam hebben als de server waarvandaan 
  187. de pagina is gedownload. Lokale tweelaags- en DCOM-verbindingen zijn niet toegestaan.
  188. ii) Lokale Persistence-bewerkingen, zoals het opslaan van een recordset op het 
  189. lokale bestandssysteem en het openen van een recordset vanuit een bestand op de 
  190. lokale machine.
  191.  
  192. 3.3 Beveiligingsinstellingen aanpassen
  193.  
  194. Het gedrag van ADO/RDS wordt bepaald door de instellingen van de optie ActiveX-
  195. besturingselementen die niet zijn gemarkeerd als veilig initialiseren en 
  196. uitvoeren in scripts. U kunt de beveiligingsinstellingen wijzigen door het 
  197. beveiligingsniveau voor een specifieke zone aan te passen. In de intranetzone 
  198. gelden de volgende standaardinstellingen voor de optie ActiveX-besturingselementen 
  199. die niet zijn 
  200. gemarkeerd als veilig initialiseren en uitvoeren in scripts:
  201. Beveiligingsniveau = Hoog    Waarde = Uitschakelen
  202. Beveiligingsniveau = Normaal    Waarde = Uitschakelen
  203. Beveiligingsniveau = Laag    Waarde = Vragen
  204.  
  205. Raadpleeg de documentatie bij Internet Explorer voor de standaardinstellingen in 
  206. andere beveiligingszones.
  207.  
  208. Door het beveiligingsniveau te wijzigen, kunt u het gedrag aanpassen van ADO Recordset-
  209. objecten waarvan de verbinding is verbroken en die draaien op de browser. 
  210. Als u onveilige transacties mogelijk wilt maken en niet telkens een melding wilt 
  211. ontvangen wanneer wordt geprobeerd een dergelijke bewerking uit te voeren, moet 
  212. u de waarde voor de bovenstaande optie expliciet instellen op Inschakelen. Houdt u 
  213. er ook rekening mee dat, wanneer u probeert een onveilige bewerking uit te voeren 
  214. (zoals het opslaan van een Recordset in een bestand op het lokale bestandssysteem) 
  215. op een ADO Recordset-object dat is verkregen van het RDS.DataControl-object, moet 
  216. u de waarde voor de bovenstaande optie instellen op Inschakelen. De instelling 
  217. Vragen werkt op dezelfde wijze als Uitschakelen voor dergelijke Recordset-objecten 
  218. (verkregen van het RDS.Datacontrol-object).
  219.  
  220. U kunt de standaardinstellingen overschrijven door de aangepaste instellingen 
  221. voor de bovenstaande optie rechtstreeks te bewerken. U kunt de onveilige bewerkingen 
  222. (die hierboven worden beschreven) volledig uitschakelen, opgeven dat er een 
  223. waarschuwingsmelding moet worden weergegeven telkens wanneer wordt geprobeerd 
  224. een dergelijke bewerking uit te voeren, of een dergelijke bewerking mogelijk maken 
  225. zonder waarschuwingsmelding. U kunt verschillende aangepaste instellingen maken voor 
  226. verschillende beveiligingszones. Voer de onderstaande stappen uit om uw 
  227. beveiligingsinstellingen voor een specifieke beveiligingszone aan te passen.
  228.  
  229. Waarschuwing: houdt u er rekening mee dat, als u de optie ActiveX-besturingselementen 
  230. die niet zijn gemarkeerd als veilig initialiseren en uitvoeren in scripts (stap 5 
  231. in de onderstaande procedure) inschakelt, ALLE ActiveX-besturingselementen, zowel 
  232. veilige als onveilige, kunnen worden gebruikt vanuit webpagina's (waardoor 
  233. gebruikersmachines potentieel bloot kunnen komen te staan aan besturingselementen 
  234. of programma's die schade kunnen berokkenen). Het is raadzaam dit alleen te doen 
  235. voor de lokale intranetzone of zone die vertrouwde websites bevat en niet voor de 
  236. Internet-zone.
  237.  
  238. 1. Selecteer Internet-Opties in het menu Beeld van Internet Explorer 4.0 om het 
  239. dialoogvenster Internet-Opties weer te geven. Selecteer het tabblad Beveiliging.
  240. 2. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Zone de zone waarvoor u de instellingen wilt 
  241. aanpassen.
  242. 3. Selecteer de optie Aangepast voor de geselecteerde zone. Hiermee wordt de knop 
  243. Instellingen in het dialoogvenster actief.
  244. 4. Klik op Instellingen om het dialoogvenster Beveiligingsinstellingen weer te geven.
  245. 5. Als u onveilige bewerkingen op ADO/RDS-objecten mogelijk wilt maken (zoals 
  246. beschreven in 3.2.3) zonder dat er waarschuwingsmeldingen worden weergegeven, 
  247. selecteert u de waarde Inschakelen voor de optie ActiveX-besturingselementen die 
  248. niet zijn gemarkeerd als veilig initialiseren en uitvoeren in scripts in het 
  249. dialoogvenster Beveiligingsinstellingen. Klik op OK.
  250. 6. Als u wilt dat er, telkens wanneer er wordt geprobeerd een onveilige bewerking 
  251. uit te voeren op ADO/RDS-objecten (zoals beschreven in 3.2.3), een waarschuwingsmelding 
  252. wordt weergegeven, selecteert u de waarde Vragen voor de optie ActiveX-
  253. besturingselementen die niet zijn gemarkeerd als veilig initialiseren en 
  254. uitvoeren in scripts in het dialoogvenster Beveiligingsinstellingen. Klik op OK.
  255. 7. Als u onveilige bewerkingen op ADO/RDS-objecten volledig wilt uitschakelen 
  256. (zoals beschreven in 3.2.3), selecteert u de waarde Uitschakelen voor de optie 
  257. ActiveX-besturingselementen die niet zijn gemarkeerd als veilig initialiseren 
  258. en uitvoeren in scripts in het dialoogvenster Beveiligingsinstellingen. Klik op OK.
  259. 8. Desgewenst kunt u deze stappen herhalen als u de beveiligingsinstellingen voor 
  260. andere beveiligingszones wilt aanpassen.
  261. 9. Klik op OK.
  262.  
  263. ADO/RDS-objecten reageren nu op de wijze zoals is opgegeven in de aangepaste 
  264. instellingen. Deze instellingen zijn van invloed op de volgende activiteiten van 
  265. ADO/RDS-objecten (zoals beschreven in 3.2.3) in de opgegeven beveiligingszone: 
  266. het openen van lokale tweelaagsverbindingen, het werken via DCOM, het maken van 
  267. een verbinding met een andere server dan degene waarvandaan de pagina oorspronkelijk 
  268. is gedownload, het opslaan en openen van een recordset naar/vanuit bestanden op de 
  269. lokale machine.
  270.  
  271. Als u de aangepaste opties instelt op Vragen, wordt de onderstaande 
  272. waarschuwingsmelding weergegeven wanneer wordt geprobeerd een onveilige 
  273. bewerking uit te voeren op ADO/RDS-objecten:
  274.  
  275. Deze pagina maakt gebruik van een gegevensbron in een ander domein. Wilt u dit 
  276. toestaan? De gebruiker heeft de mogelijkheid Ja of Nee als antwoord op te geven. 
  277. Als het antwoord Ja is, wordt de bewerking uitgevoerd. In het andere geval wordt 
  278. deze afgebroken.
  279.  
  280. --------------------------------------------------
  281. 4.4. BEKENDE BUGS, BEPERKINGEN, TIJDELIJKE OPLOSSINGEN EN NAGELEVERDE 
  282. DOCUMENTATIENOTITIES
  283. --------------------------------------------------
  284.  
  285.  
  286. 4.1 Clientimitatie wordt momenteel niet ondersteund in RDS ten gevolge van ontbrekende 
  287. ondersteuning vanuit het besturingssysteem.
  288.  
  289. 4.2 Wanneer u 'virtuele servers' maakt in Internet Information Server 4.0, zijn 
  290. de volgende twee extra stappen nodig om de server zodanig te configureren dat deze 
  291. werkt met RDS:
  292.  
  293. A) Wanneer u de server installeert, moet u het selectievakje 'Uitvoeren van 
  294. programma's' inschakelen. Verplaats msadcs.dll naar vroot\msadc, waarbij vroot 
  295. de hoofdmap is van uw virtuele server.
  296.  
  297. 4.3 Wanneer u RDS gebruikt op een IIS-server, kan het aantal threads dat wordt 
  298. gemaakt per processor worden bestuurd door het register te bewerken op de webserver. 
  299. Het aantal threads per processor kan van invloed zijn op de prestaties in een 
  300. situatie met een hoge verkeersdichtheid, of in gevallen met een lage verkeersdichtheid 
  301. maar een groot aantal query's. De gebruiker kan door middel van experimenten bepalen 
  302. wat de beste resultaten geeft. De specifieke waarde die moet worden aangepast is:
  303.  
  304. HKEY_LOCAL_MACHINE\SYSTEM\CurrentControlSet\Services\W3SVC\Parameters\ADCThreads
  305.  
  306. waarbij ADCThreads een door de gebruiker toegevoegd REG_DWORD is. Het bereik van 
  307. geldige waarden ligt tussen 1 en 50. De standaardwaarde is 6. Als de waarde die 
  308. is opgegeven door de registersleutel groter is dan 50, wordt de maximumwaarde 
  309. (50) gebruikt. De gebruiker hoeft deze registerwaarde niet te maken aangezien 
  310. deze geen standaard onderdeel uitmaakt van het register.
  311.  
  312. 4.4 ADO wordt standaard ge∩nstalleerd met een 'veilige' RDS Server DataFactory-
  313. configuratie. RDS Server-onderdelen zijn veilig wanneer aan de volgende voorwaarden 
  314. wordt voldaan:
  315.  
  316.     1. Er is een handler vereist met de DataFactory 
  317.        (dit is vereist vanwege een instelling van de registersleutel).
  318.  
  319.     2. Onze standaard-handler, msdfmap.handler, is geregistreerd, opgenomen                   in de lijst met veilige handlers en gemarkeerd als de standaard-handler.
  320.  
  321.     3. Het bestand Msdfmap.ini file is ge∩nstalleerd in de Windows-map. 
  322.            U moet dit bestand aanpassen op basis van uw behoeften voordat u RDS 
  323.            gebruikt voor drielaagsverbindingen.
  324.  
  325. Optioneel kunt u een onbeperkte DataFactory-installatie configureren. DataFactory 
  326. kan direct worden gebruikt zonder de aangepaste handler. Gebruikers kunnen nog 
  327. steeds gebruik maken van een aangepaste handler door de verbindingsreeksen te wijzigen. 
  328. Dit is echter niet vereist.
  329.  
  330. Het registerbestand handsafe.reg wordt meegeleverd voor het installeren van de 
  331. registergegevens van de handler voor een veilige configuratie. Als u in veilige 
  332. modus wilt werken, voert u handsafe.reg uit. 
  333.  
  334. Het registerbestand handunsf.reg wordt meegeleverd voor het installeren van de 
  335. registergegevens van de handler voor een onbeperkte configuratie. Als u in 
  336. onbeperkte modus wilt werken, voert u handunsf.reg uit.
  337.  
  338. Raadpleeg het technische artikel Using the Customization Handler Feature in RDS 2.0, 
  339. dat beschikbaar is op http://www.microsoft.com/data/techmat.htm voor meer informatie 
  340. over het gebruik van het onderdeel Customization in RDS.
  341.  
  342. 4.5 Met de methode Find wordt, binnen een recordset, in de opgegeven richting 
  343. vanaf de huidige rijpositie naar de record gezocht die voldoet aan de opgegeven 
  344. criteria. Als er geen huidige rijpositie is ingesteld voordat Find wordt aangeroepen, 
  345. treedt er een fout op.
  346.  
  347. 4.6 Als u de gebeurtenissen FetchProgress en FetchComplete van ADO wilt gebruiken 
  348. met Visual Basic, moet u minimaal over Visual Basic versie 6 beschikken.
  349.  
  350. 4.7 De volgende bewerkingen worden als 'veilig' beschouwd voor gebruik in CALC-
  351. expressies binnen Gegevensbewerking:
  352.  
  353. Abs, Asc, Atn, CBool, CByte, CCur, CDate, CDbl, Chr, ChrB, ChrW, Chr$, ChrB$, CInt, 
  354. CLng, Cos, CSng, CStr, Cvar, CVDate, CVErr, Date, Date$, DateAdd, DateDiff, DatePart, 
  355. DateSerial, DateValue, Day, DDB, Error, Error$, Exp, Fix, Format, Format$, FV, Hex, 
  356. Hex$, Hour, IIF, InStr, Int, IPmt, IRR, IsDate, IsEmpty, IsError, IsNull, IsNumeric, 
  357. IsObject, LCase, LCase$, Left, LeftB, Left$, LeftB$, Len, Log, LTrim, LTrim$, Mid, 
  358. Mid$, Minute, MIRR, Month, Now, NPer, NPV, Oct, Oct$, Pmt, PPmt, PV, QBColor, Rate, 
  359. RGB, Right, RightB, Right$, RightB$, Rnd, RTrim, RTrim$, Second, Sgn, Sin, SLN, 
  360. Space, Space$, Sqr, Str, Str$, StrComp, StrConv, String, String$, SYD, Tan, Time,
  361. Time$, Timer, TimeSerial, TimeValue, Trim, Trim$, TypeName, UCase, UCase$, Val, 
  362. VarType, Weekday, Year.
  363.  
  364. 4.8 ADO 2.1 ondersteunt geen permanente hiδrarchische Recordset-objecten in XML-indeling. 
  365.  
  366. 4.9  U kunt de gegevens in een alleen-lezen recordset niet bijwerken door de gegevens 
  367. op te slaan in XML-indeling en het XML-bestand te bewerken. Er treedt een fout op 
  368. wanneer u probeert de recordset opnieuw te openen vanuit het XML-bestand als de XML-
  369. gegevens zijn gewijzigd.
  370.  
  371. 4.10 Wanneer u adUseClient of SQL Server 6.5 Service Pack 4 gebruikt, wordt het gebruik 
  372. van het sleutelwoord DISTINCT in query's genegeerd voor resultaatsets die kunnen worden 
  373. bijgewerkt. Dit is een probleem in SQL Server dat in een toekomstig Service Pack moet 
  374. worden opgelost.
  375.  
  376. 4.11 De lijst met DataTypeEnum-waarden in de sectie over de eigenschap Type in de naslag 
  377. voor programmeurs bij ActiveX Data Objects bevat fouten. De volgende Enum-waarden zijn 
  378. opgenomen in de lijst maar bestaan niet en kunnen niet worden gebruikt:
  379.  
  380. adArray, adByRef, adVector
  381.  
  382. De volgende waarden ontbreken in de lijst maar bestaan wel en kunnen ook worden gebruikt:
  383.  
  384.  
  385. adChapter     Een 4-bytes hoofdstukwaarde die wordt gebruikt om rijen te identificeren 
  386. in een onderliggende rijenset (DBTYPE_HCHAPTER).
  387.  
  388. adDBFileTime  Een bestandstijdwaarde (DBTYPE_DBFILETIME).
  389.  
  390. adFileTime    Een 64-bits waarde die het aantal intervallen van 100 nanoseconden sinds 
  391. 1 januari 1601 aangeeft (DBTYPE_FILETIME).
  392.  
  393. adPropVariant Een PROPVARIANT van het type Automation (DBTYPE_PROP_VARIANT).
  394.  
  395. adVarNumeric  Een numerieke waarde (uitsluitend Parameter-object).
  396.  
  397. 4.12 De lijst met geldige waarden voor de parameter Opties van de methode Execute van 
  398. de objecten Connection en Command bevat fouten. De volgende ExecuteOptionEnum-waarde 
  399. is ten onrechte tweemaal opgenomen. Deze zou ΘΘnmaal als volgt moeten worden opgenomen:
  400.  
  401. adCmdTable    Geeft aan dat ADO CommandText als een tabelnaam moet verwerken en een 
  402. SQL-query moet genereren om alle rijen van de tabel die wordt genoemd in CommandText 
  403. als resultaat te geven.
  404.  
  405. De volgende CommandTypeEnum-waarde ontbreekt in de lijst maar bestaat wel en kan 
  406. ook worden gebruikt:
  407.  
  408. adCmdFile     Geeft aan dat de voorziening CommandText als een bestandsnaam 
  409. moet verwerken.
  410.  
  411. De volgende ExecuteOptionEnum-waarden ontbreken in de lijst maar bestaan wel 
  412. en kunnen ook worden gebruikt:
  413.  
  414. adAsyncFetchNonBlocking   Geeft aan dat de hoofd-thread nooit wordt geblokkeerd 
  415. tijdens het ophalen van gegevens. Als de gevraagde rij niet is opgehaald, wordt 
  416. de huidige rij automatisch naar het einde van het bestand verplaatst.
  417.  
  418. adExecuteNoRecords        Geeft aan dat CommandText een opdracht of opgeslagen procedure 
  419. is die geen rijen als resultaat geeft (bijvoorbeeld een opdracht die uitsluitend gegevens 
  420. invoegt). Als er rijen worden opgehaald, worden deze weggegooid en niet als resultaat 
  421. gegeven. Komt altijd voor in combinatie met adCmdText of adCmdStoredProc. 
  422.  
  423. 4.13 De lijst met QueryType Enum-waarden voor de methode OpenSchema van een Connection-
  424. object bevat fouten. De volgende waarden ontbreken in de lijst maar bestaan wel en kunnen 
  425. ook worden gebruikt:
  426.  
  427. Enum-waarde        Beperking kolommen
  428.  
  429. adSchemaDBInfoKeywords    geen
  430.  
  431. adSchemaDBInfoLiterals    geen
  432.  
  433. adSchemaCubes        CATALOG_NAME
  434.                 SCHEMA_NAME
  435.                 CUBE_NAME
  436.  
  437. adSchemaDimensions    CATALOG_NAME
  438.                 SCHEMA_NAME
  439.                 CUBE_NAME
  440.                 DIMENSION_NAME
  441.                 DIMENSION_UNIQUE_NAME
  442.  
  443. adSchemaHierarchies    CATALOG_NAME
  444.                 SCHEMA_NAME
  445.                 CUBE_NAME
  446.                 DIMENSION_UNIQUE_NAME
  447.                 HIERARCHY_NAME
  448.                 HIERARCHY_UNIQUE_NAME
  449.  
  450. adSchemaLevels        CATALOG_NAME
  451.                 SCHEMA_NAME
  452.                 CUBE_NAME
  453.                 DIMENSION_UNIQUE_NAME
  454.                 HIERARCHY_UNIQUE_NAME
  455.                 LEVEL_NAME
  456.                 LEVEL_UNIQUE_NAME
  457.  
  458. adSchemaMeasures        CATALOG_NAME
  459.                 SCHEMA_NAME
  460.                 CUBE_NAME
  461.                 MEASURE_NAME
  462.                 MEASURE_UNIQUE_NAME
  463.  
  464. adSchemaProperties    CATALOG_NAME
  465.                 SCHEMA_NAME
  466.                 CUBE_NAME
  467.                 DIMENSION_UNIQUE_NAME
  468.                 HIERARCHY_UNIQUE_NAME
  469.                 LEVEL_UNIQUE_NAME
  470.                 MEMBER_UNIQUE_NAME
  471.                 PROPERTY_TYPE
  472.                 PROPERTY_NAME
  473.  
  474. adSchemaMembers        CATALOG_NAME
  475.                 SCHEMA_NAME
  476.                 CUBE_NAME
  477.                 DIMENSION_UNIQUE_NAME
  478.                 HIERARCHY_UNIQUE_NAME
  479.                 LEVEL_UNIQUE_NAME
  480.                 LEVEL_NUMBER
  481.                 MEMBER_NAME
  482.                 MEMBER_UNIQUE_NAME
  483.                 MEMBER_CAPTION
  484.                 MEMBER_TYPE
  485.                 Structuur-operator (zie onder)
  486.  
  487. NB: de laatste zeven Enum-waarden (adSchemaCubes tot en met adSchemaMembers) moeten 
  488. worden gebruikt in combinatie met multidimensionale gegevensvoorzieningen. Raadpleeg 
  489. de OLE DB Programmer's Reference for OLAP voor meer informatie, met inbegrip van de 
  490. definitie van de beperking voor de structuur-operator van adSchemaMembers.
  491.  
  492. 4.14 De lijst met AffectEnum-waarden in de sectie over de methode CancelBatch in de 
  493. naslag voor programmeurs bij ActiveX Data Objects bevat een fout. De volgende waarden 
  494. ontbreken in de lijst maar bestaan wel en kunnen ook worden gebruikt:
  495.  
  496. adAffectAllChapters     Annuleert wachtende wijzigingen voor alle hoofdstukken.
  497.  
  498. 4.15 De ConnectModeEnum-waarde adModeShareDenyNone wordt ten onrechte beschreven 
  499. in de sectie over de eigenschap Mode. Deze zou als volgt moeten worden opgenomen:
  500.  
  501. adModeShareDenyNone    Stelt andere gebruikers in staat verbinding te maken, ongeacht 
  502. de machtigingen waarover zij beschikken. Andere gebruikers kan geen lees- of 
  503. schrijftoegang worden geweigerd.
  504.  
  505. 4.16 De eigenschap Index gaf voorheen een fout als resultaat als er geen index was 
  506. ingesteld voor het Recordset-object. Vanaf ADO 2.1 in MDAC 2.1 Service Pack 1, geeft 
  507. deze eigenschap geen fout, maar een lege tekenreeks als resultaat.
  508.  
  509.