die gedistribueerde, gegevensintensieve toepassingen moeten bouwen voor gebruik
op bedrijfseigen intranetten en het Internet van programmeerfuncties met
gegevenstoegang in de stijl van Microsoft Visual Basic(R).
------------------
2.2. NIEUWE FUNCTIES
------------------
ADO 2.1 biedt verschillende nieuwe functies voor ontwikkelaars.
2.1 Seek en Index
De methode Seek en de eigenschap Index bieden de mogelijkheid om snel, op basis van
een index de plaats van rijen in een recordset te bepalen.
2.2 Bijwerken van rijen en synchronisatie
Met de nieuwe rijbewerkingsmodus kan de gebruiker naar eigen inzicht rijen bijwerken
en recordsets synchroniseren die zijn gemaakt met een JOIN-bewerking. Zeven nieuwe
dynamische eigenschappen besturen het gedrag van vijf bestaande methoden.
2.3 Microsoft OLE DB Persistence-voorziening
De Microsoft OLE DB Persistence-voorziening, in combinatie met de methoden Save en Open
van het Recordset-object, slaat een recordset op als een bestand en herstelt deze recordset. Met deze release kan een recordset worden opgeslagen in XML-indeling (Extensible Markup Language), de standaardindeling voor het definiδren van door de
gebruiker opgegeven codes voor gegevens die via het Internet worden getransporteerd.
2.4 Microsoft Gegevensbewerking voor OLE DB
Microsoft Gegevensbewerking voor OLE DB, die gegevensmodellering ondersteunt, biedt nu
de volgende functies:
2.4.1 Omvormen van een eerder gemodelleerde recordset. Ter ondersteuning van deze
functie beschikken recordsets nu over een eigenschap Name die alleen bestaat zolang
de verbinding actief is.
2.4.2 Uitvoeren van statistische berekeningen op een kolom op alle niveaus van
een gemodelleerde recordset en niet alleen op het eerstvolgende onderliggende
niveau van het hoofdobject. Deze functie gebruikt volledige gekwalificeerde
hoofdstuknamen om een pad te vormen naar het gewenste niveau en de gewenste kolom.
2.4.3 Er kan een willekeurig aantal interveniδrende COMPUTE-componenten worden
gebruikt tussen de PARAMETER-component en het parameterargument in COMPUTE-
opdrachten met parameters.
2.5 Microsoft OLE DB Remoting-voorziening
De Microsoft OLE DB Remoting-voorziening wordt een standaard servicevoorziening
en krijgt de beschikking over nieuwe dynamische eigenschappen voor het verbeteren
van de prestaties, een betere besturing voor de gebruiker en achterwaartse
compatibiliteit met ADO 2.0.
----------------------
3.3. TECHNISCHE NOTITIES
----------------------
3.1 Beveiligingsaanpassingen
Deze release omvat beveiligingsaanpassingen voor ADO- en RDS-objecten zodat er
restricties gelden voor een aantal bewerkingen wanneer Internet Explorer wordt
uitgevoerd in een 'veilige' modus.
3.1.1. Zones
U kunt verschillende beveiligingsinstellingen maken voor verschillende 'zones'
in Internet Explorer 4.0 met als doel het gedrag van ADO/RDS-objecten in deze
zones aan te passen. Binnen Internet Explorer 4.0 zijn de volgende vier zones
gedefinieerd:
* Internet-zone
* Lokale intranetzone
* Zone met websites met beperkte toegang
* Zone die vertrouwde websites bevat
3.1.2. Beveiligingsniveaus
Voor elk van deze zones kunt u opgeven welk beveiligingsniveau u wilt gebruiken.
De volgende beveiligingsniveaus zijn beschikbaar voor elke zone:
* Hoog
* Normaal
* Laag
* Aangepast
Net als alle andere ActiveX-besturingselementen werken ADO/RDS-objecten alleen
in Internet Explorer 4.0 als het beveiligingsniveau is ingesteld op Normaal of
Hoog. Er worden aangepaste instellingen gebruikt om het gedrag van ADO/RDS-
objecten in te stellen in veilige of onveilige modus.
3.2 Beperkingen
Standaard wordt er in Internet Explorer 4.0 voor elke onveilige bewerking op
ADO/RDS-objecten een melding weergegeven als de gebruiker pagina's laadt vanuit
de lokale intranetzone, de zone die vertrouwde websites bevat of de Internet-zone. Standaard worden alle onveilige bewerkingen op ADO/RDS-objecten uitgeschakeld voor pagina's die worden geladen vanuit de zone met websites met beperkte toegang. In de volgende secties wordt het gedrag van ADO/RDS in deze modi beschreven.
3.2.1 Veilige objecten
De volgende objecten worden als 'veilig' beschouwd. Dit betekent dat onveilige
bewerkingen (zoals beschreven in 3.2.3) niet zijn toegestaan in een veilige omgeving
(zoals, standaard, Internet Explorer; tenzij aangepaste instellingen zijn gebruikt
om uitvoering in een onveilige modus mogelijk te maken) en wel zijn toegestaan in
een onveilige omgeving (zoals Visual Basic).
a. RDS.DataControl-object
b. RDS.DataSpace-object
c. ADO Recordset-object
3.2.2 Onveilige objecten
De volgende objecten worden als 'onveilig' beschouwd. Zij kunnen niet direct of
indirect worden gemaakt (en aan een gebruiker worden gegeven) als er in een veilige
omgeving wordt gewerkt.
a. RDSServer.DataFactory-object
b. ADO Connection-object
c. ADO Command-object
3.2.3 Onveilige bewerkingen op veilige objecten
De volgende bewerkingen worden als onveilig beschouwd voor de 'veilige' objecten
RDS.DataControl, RDS.DataSpace en ADO Recordset. Deze bewerkingen zijn niet
toegestaan in een veilige omgeving maar zijn wel toegestaan in een onveilige omgeving.
a. RDS.DataControl
i) Alle tweelaags- en DCOM-verbindingen voor het RDS.DataControl-object. Dit
betekent dat u geen databaseverbindingen tot stand kunt brengen op uw lokale
machine of vanaf servers waarmee u via het DCOM-protocol verbinding maakt.
ii) Alle drielaagsverbindingen via HTTP zijn beperkt tot de server waarvandaan
de pagina is gedownload. Dit betekent dat de eigenschap Server van het
RDS.DataControl-object gelijk moet zijn aan de naam van de host (http://server)
waarvandaan de pagina is gedownload.
b. RDS.DataSpace
i) Alle tweelaags- en DCOM-verbindingen voor het RDS.DataSpace-object. Dit betekent
dat u het RDS.DataSpace-object niet kunt gebruiken om zakelijke objecten op te roepen
op uw lokale machine of via het DCOM-protocol.
ii) Alle drielaagsverbindingen via HTTP zijn beperkt tot de server waarvandaan de
pagina is gedownload. Dit betekent dat de tweede parameter in de aanroep van de
methode CreateObject van het DataSpace-object moet wijzen naar de server waarvandaan
de pagina is gedownload.
c. ADO Recordset
i) Elke verbinding waarbij niet MS Remote als voorziening wordt gebruikt. De
verbindingsreeks moet dus starten met Provider=MS Remote. De code Externe server
in de verbindingsreeks moet tevens dezelfde naam hebben als de server waarvandaan
de pagina is gedownload. Lokale tweelaags- en DCOM-verbindingen zijn niet toegestaan.
ii) Lokale Persistence-bewerkingen, zoals het opslaan van een recordset op het
lokale bestandssysteem en het openen van een recordset vanuit een bestand op de
lokale machine.
3.3 Beveiligingsinstellingen aanpassen
Het gedrag van ADO/RDS wordt bepaald door de instellingen van de optie ActiveX-
besturingselementen die niet zijn gemarkeerd als veilig initialiseren en
uitvoeren in scripts. U kunt de beveiligingsinstellingen wijzigen door het
beveiligingsniveau voor een specifieke zone aan te passen. In de intranetzone
gelden de volgende standaardinstellingen voor de optie ActiveX-besturingselementen
die niet zijn
gemarkeerd als veilig initialiseren en uitvoeren in scripts: