In zijn kamer in het NOB videocentrum met uitzicht op de zendmast stelt Bob Smits, manager van de NOB Design afdeling, zich op voor een flap-over. Hij zal illustreren dat het werkproces, nadat een potentiële klant zich heeft gemeld, bij het NOB globaal hetzelfde is als bij een reclamebureau of een audiovisuele producent die werkt voor een externe opdrachtgever. Bij huisvormgevers is het proces wat diffuser en gaat het vaak ook om minder kostbare en omvangrijke opdrachten. ‘In dertig seconden komt hier soms een aardig huis voorbij’, grapt Geert van Ooijen, audiovisueel vormgever aan de andere kant van de tafel. Overigens ligt de gemiddelde prijs voor een leader eerder tussen de twintig en dertigduizend gulden, haast hij zich het zojuist opgeroepen beeld bij te
stellen. Van Ooijen kijkt met Frits Paeper, produktiemanager van de
Design-afdeling mee naar wat Smits op het grote papier gaat zetten. Op het vel verschijnen naast elkaar drie rechthoeken. In de linker komt het woord: idee. Dan een pijltje naar de volgende rechthoek en de viltstift piept: storyboard. In het derde hokje schrijft Smits: uitvoering. Een programmamaker komt - niet gehinderd door specifieke kennis van zaken - met een idee. Daar wordt een vormgever naast gezet die wijst op praktische (lees ook: financiële) en esthetische bezwaren. Als die vormgever Van Ooijen is, dan hoopt hij dat zijn account (reclamejargon voor klant) vervolgens zegt: verzin jij dan maar iets,
maar hij bouwt desnoods verder aan het idee van de klant tot er een storyboard gemaakt kan worden. Dat storyboard is een soort stripverhaal dat heel gedetailleerd laat zien wat en hoe er in het filmpje gebeuren gaat. Als er overeenstemming over het storyboard is schrijft de vormgever er onder:
ΓÇÿwijzigingen om praktische of artistieke redenen voorbehoudenΓÇÖ en kan de
eigenlijke uitvoering beginnen. Het is niet chic om het daarna als klant nog helemaal anders te willen, maar dat programmamakers er graag bovenop staan is men wel gewend: ΓÇÿZe vinden allemaal dat hun programma heel belangrijk is en dat het dus heel mooi moet worden. Het is vaak maar goed dat je het programma pas veel later zietΓÇÖ, zegt Van Ooijen.
Het idee
Het moet dus altijd ΓÇÿmooiΓÇÖ worden en alweer volgens Van Ooijen krijgt de
vormgever van leaders altijd dezelfde trefwoorden van de opdrachtgevers mee: dynamisch, vernieuwend en prikkelend. Bij gebrek aan theorie over
televisievormgeving en dus gebrek aan richtingen, scholen of zelfs maar
gearticuleerde opvattingen, heeft de vormgever geen enkel houvast. Dat is iets waar de ‘Oude Meester Drupsteen’ zich eigenlijk wel verantwoordelijk voor voelt, maar daarover later. Zomaar mooi mag niet, want dan krijgen we het lege mooi dat halverwege de jaren tachtig opgeld maakte in de grafische vormgeving en waaraan mensen als Kisman en Schröder zich bij de VPRO expliciet trachten te ontworstelen. ‘Live action’ versus computeranimatie als principiële tegenstelling vindt iedereen net zulke onzin als gesampeld geluid tegenover een
omroeporkest. Daar zit het hem allemaal niet in, hoewel er bij NOB Design mensen rondlopen die er vaak veel werk van maken om echt gedraaid beeldmateriaal zo na te bewerken dat het weer nep lijkt. De maquette-afdeling heeft daar een hoop aan te doen. Bijvoorbeeld het zorgvuldig in ruitvorm uitsnijden van passepartouts waarachter een lichtbron geplaatst kan worden, zodat het licht op een ΓÇÿnatuurlijke manier overstraaltΓÇÖ. Moet u eens op letten bij de avondopening op
Nederland 1. ΓÇÿEcht lichtΓÇÖ vanachter het ruitje. Geen werkwijze waaruit zou
kunnen blijken dat men zich er met een Jantje van Leiden afmaakt, maar ook geen resultaat van een helder idee of een visie op het vak. Een ander staaltje uit dezelfde koker is de Nova-leader waarvoor een plexiglas bassin van twee bij twee werd geconstrueerd. Daarin kon een heuse bowlingbal door een laag water rollen en op die bal werd dan weer een ster geprojecteerd tijdens de opname door de robotcamera. Het effect is heel aardig maar: hoezo water, waar verwijst dat water hier naar? Eigenlijk vragen de critici - en daar zijn er veel van - steeds
naar het ΓÇÿsturende ideeΓÇÖ bij deze ingewikkelde NOB-produkties. Een
ΓÇÿIdee-met-een-hoofdletterΓÇÖ hoort centraal te staan, dat vindt iedereen. Hoe dat moet ligt een stuk moeilijker. ΓÇÿHet Idee, daar gaat het om. En als bij de uitvoering techniek nodig is dan huren we die in. Dure machines die hun geld moeten opbrengen spelen bij ons geen rol! Het Idee, desnoods schilderen we het hier op de ramen, maar als het nodig is zullen we niet aarzelen de ΓÇÿHarryΓÇÖ bij het NOB te gebruikenΓÇÖ, betoogt Bob van den Berg van Beeldwerk gloedvol. Het opereren in teamverband en met zo min mogelijk eigen spullen is in Baarn tot bedrijfsfilosofie verheven. De ΓÇÿHarryΓÇÖ, de digitale montage-eenheid van het NOB, staat hier even voor alle dure apparaten. Overigens zijn er ook een aantal
andere bedrijven waar de meer geavanceerde ΓÇÿLarryΓÇÖ staat opgesteld, maar die hebben dan weer geen computergestuurde robot-camera van een half miljoen in de trucagestudio. Hoe het ook zij, terwille van de zuiverheid van Het Idee heeft Beeldwerk nauwelijks eigen apparatuur. Bij het NOB redeneert men precies de andere kant uit. Hier wordt even vanzelfsprekend gewezen op de vrijheid van de muze dankzij de techniek die geen belemmering vormt in een bedrijf waar (vrijwel) alles voorhanden is. Bovendien heeft NOB Design een beetje het karakter van een stalhouderij. Het bedrijf zelf profileert zich niet zozeer, maar doet dat wel met de elf vormgevers in vaste dienst. Zij worden juist aangemoedigd in eigen stijl en kunstenaarschap.
Toch is bijvoorbeeld Margot Smeyer uit dat gezelschap verantwoordelijk voor een leuke Nederland 3 station call, waarin de pyramidevorm met de drie een vlieger is, en een mooie leader voor het programma startbaan van de onderwijstelevisie, maar ze tekende ook voor een kille computeranimatie waarin een rood Vara-balletje bangelijk door een gootje rolt boven een duistere afgrond. Uit een dergelijk oeuvre spreekt niet direct een heldere stijl of opvatting en eigenlijk geldt dat voor veel televisievormgevers. Een NOB-er die niet in die categorie
hoort is Harry Schreurs. Zijn melancholieke en geheimzinnige leaders in bruin en oker voor het NOS programma Achter de Dijk, (met Loes Luca als razende reporter), VaraΓÇÖs In voor en tegenspoed (met Rijk de Gooijer) en Ikons Passions of the soul, hebben in ieder geval een herkenbare stijl. Schreurs wordt dan ook door een aantal vakgenoten als voorbeeld genoemd. Er is dus wel waardering voor stijlvastheid.
Een bedrijfsfilosofie die de creativiteit centraal stelt - met of zonder eigen apparaten - genereert dus nog geen creativiteit. En waar geen kaders zijn om het creatief proces te begeleiden kom je prachtige toevalstreffers en pijnlijke missers tegen. Willem van den Berg bij RTL 4 is wellicht de enige in het vak die hier geen probleem ziet: ΓÇÿStijl en vernieuwing komen meestal voort uit missers en ongelukjes. Ik deed destijds de vormgeving van het progressieve jongerenprogramma Neon bij de VPRO. Wij hadden vreselijk oude apparatuur staan.
De boel begaf het en de kleuren klapten helemaal om. Politiehelmen werden oranje, blauw werd groen etcetera... Ik zweer je dat er de volgende dag een artikeltje in de krant stond over de vernieuwende vormgeving van dat programma.
Voor het overige is televisie in zijn ogen nu eenmaal een vluchtig medium.
CollegaΓÇÖs zouden daarover ook niet moeten klagen. Hoe meer televisie, hoe korter de omloop van leaders en promoΓÇÖs, hoe meer werk aan de winkel. Bovendien is er toch eerder sprake van trendjes in televisievormgeving dan van scholen of stijlen. ΓÇÿDe ene keer moet het allemaal rond, dan weer strak en hoekig. Ik ga nu ook niet zeggen het moet rood, want als ik het morgen geel doe kom jij weer met; het moest toch rood?
De klant is koning
Terug naar het NOB. Het moet gezegd dat het voor de vormgevers daar ook niet makkelijk is om iets eigens te ontwikkelen tussen de markt- en klantgerichtheid die het management van de managementtraining heeft meegebracht en de vrije creatieve inbreng die de kern zou moeten zijn van het werk. In de praktijk komt het erop neer dat de klant in alle afspraken de baas is, maar dat de vormgevers in het werkproces hun invloed terugpakken. Uit de klantenkring van het NOB zijn knorrige geluiden in die richting te vernemen en de vrij recente toevoeging aan de storyboards - ΓÇÿwijzigingen om praktische of artistieke redenen voorbehoudenΓÇÖ
- is behalve een juridische ontsnappingsclausule een indicatie van hetzelfde probleem. Toch ziet de leiding graag dat haar bekering tot de klant gedeeld wordt en vormgever Van Ooijen weet dat. Op de vraag wanneer een opdracht geslaagd is roept de zesentwintigjarige braaf: ΓÇÿAls de klant tevreden is. En de klant was tevreden met de NOS-Laat vormgeving van Van Ooijen. Zozeer zelfs dat Ad van Liempt, voorheen redactiechef bij NOS-Laat en later plaatsvervanger van Tom Kamlag als hoofdredacteur bij NOVA, Van Ooijen het ΓÇÿboy-wonderΓÇÖ van het NOB
noemde. Kamlag aarzelde vervolgens niet om Van Ooijen, slechts enkele weken voor de eerste uitzending van NOVA, op te zadelen met de gehele vormgeving van het nieuwe programma.
Van Ooijen heeft overigens niet alleen fans. Als Frans Lasès, zeer gewaardeerd oud-NOS vormgever en thans VPRO-programmamaker, Van Liempts kwalificatie hoort gaan zijn haren recht overeind: ‘Geert van Ooijen heeft van ons geen diploma
gekregen’. Lasès is namelijk docent aan de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem waar Van Ooijen de opleiding vroegtijdig verliet om een baan bij het NOB te accepteren. ‘Dat is geen kwestie van gestraald op school en kijk nu eens. Hij heeft creatief gewoon te weinig in zijn mars. Hij is handig met apparatuur en het is ook geen toeval dat hij bij het NOB werd aangenomen toen ze net allemaal nieuwe spullen hadden aangeschaft. Enfin, voor het management van NOB Design is hij een representant van de nieuwe generatie jonge vormgevers die technische know how aan een grote creativiteit paren. De klant mag het zeggen, want bij het
NOB kun je zelf kiezen. Kiezen of laten bemiddelen. Zo werd Peter van Ingen, die destijds een nieuwe leader voor zijn programma Belevenissen wilde, gekoppeld aan Kal Beerends. Van Ingen wist dat hij iets wilde met ΓÇÿblubber en vochtΓÇÖ en toch zou het woord belevenissen goed leesbaar in beeld moeten staan. Dat resulteerde in eindeloos geklieder met beweegbare lettertjes in een bak modder waarbij Van Ingen niet graag verstek liet gaan. Overigens werd bij die gelegenheden veel over de kleur en dikte van de modder gesproken, maar niet over de inhoud van het
programma. Chef drama van de KRO, Frans Jansen, wist zelf heel goed wie hij de leader van Plantage Allee wilde laten doen: Frans Schupp, de bovenmeester van NOB Design en de mentor van jong en aanstormend talent. Jansen verwoordt zijn keus zoals het Design management het graag hoort: ΓÇÿHet is een peoples business.
Ik kies Schupp vanwege zijn hele oeuvre. Die duidelijke keuze betekende echter geen carte blanche voor de vormgever. Jansen kwam met een twee minuten durend geluidsfragment en eiste dat dit in zijn geheel onder de leader te horen zou zijn. ΓÇÿHoe kun je nou een leader van twee minuten maken! zei iedereen tegen meΓÇÖ, etaleert Jansen zijn eigenwijsheid. Het resultaat: met de vertoning van de leader en de samenvatting van wat vooraf ging, verstrijken hondervijfennegentig seconden alvorens de draad van het verhaal weer wordt opgepakt. Bij Beeldwerk in Baarn is de klant niet op die manier de baas. Er wordt kleinschalig en in teamverband gewerkt. Maar net als bij het NOB bedient men zich van heel verschillende stijlen en technieken door elkaar. Een wezenlijk zichtbaar verschil in de eindresultaten van NOB en Beeldwerk is er niet, behalve dat men
bij Beeldwerk iets extremer durft te kiezen tussen een heel naturel gefilmde- of een technisch ΓÇÿgelikteΓÇÖ produktie. De houding ten opzichte van de klant is wel radicaal anders. ΓÇÿWij adviseren soms om maar geen leader te laten makenΓÇÖ, zegt Bob van den Berg nog voor we de demonstratie-video van het bedrijf bekijken. Die
zin vinden ze in Baarn blijkbaar een sterke aanbeveling want directeur Rob van den Berg had hetzelfde al door de telefoon geroepen. Aan de Gaslaan heerst geen ΓÇÿmen vraagt en wij draaienΓÇÖ, wordt in alle toonaarden bezworen. Hier wenst men uitvoerig met de opdrachtgever te spreken over de geest, het idee, de sfeer en inhoud van het programma of - zoals steeds vaker het geval is - de opdrachtfilm.
Wat het werken voor de omroepen betreft ligt hier het grote
vormgeversongenoegen. Het ongenoegen
ΓÇÿVlaggetjes ophangen, voor en achter aan een programmaΓÇÖ, daartoe wordt het vak van audiovisueel vormgever in opdracht van de omroep vaak gereduceerd, meent Rob van den Berg. Niet dat het NOB zich daar nu in het bijzonder schuldig aan maakt, het is meer een constatering in het algemeen. Beeldwerk wenst zich nadrukkelijk te bemoeien met de inhoud van programmaΓÇÖs waarvoor wordt vormgegeven, maar constateert dat daarvoor doorgaans weinig ruimte is. Uitgerekend Beeldwerk zelf
levert de perfecte illustratie van wat er op dit gebied mis is bij de omroep. Alhet grafisch materiaal voor de nacht van de Amerikaanse presidentsverkiezingen
bij de NOS werd gemaakt door Beeldwerk. Een ondergrond van roesttinten enbekrast zink draagt een heel zorgvuldig op elkaar afgestemd grafisch pakket.
Twee scenario’s: één waarin Perrot wel een rol speelt en al het materiaal dus een driedeling heeft, en één met een tweedeling voor Bush en Clinton - de versie die in de uitzending is gebruikt. Heldere grafieken en diagrammen die de percentages stemmen en aantallen kiesmannen in de laatste prognoses laten zien, kaarten waarop de Amerikaanse staten konden worden ingekleurd en dat alles heel eenvoudig door de presentator zelf met een druk op de knop te bedienen.
Bob van den Berg is er nog trots op. Z├│ trots dat hij voor de gelegenheid de hele opstelling weer heeft klaargezet en de bezoeker - met het knoppenkastje van de presentator in de hand - mag bewijzen dat het systeem ΓÇÿfoolproofΓÇÖ is. Echter...
De kijkers van die nacht herinneren zich alleen de Stars-and-Stripes-trui van Henny Stoel en een zodanige overdaad aan sterren in het decor, dat het zicht op de informatieve grafiek ernstig werd belemmerd. Er was hoegenaamd geen overleg geweest tussen de decorafdeling van het NOB en Beeldwerk. De Van den Bergs suggereren dat Beeldwerk - niet vanwege dit incident, maar wel vanwege het mechanisme waar het een symptoom van is - steeds minder voor de omroep doet en steeds meer voor grote bedrijven werkt. In het werkproces bij het maken van bedrijfsfilms voor Albert Heijn en het bankwezen zou voor hen meer bevrediging
liggen dan zendgemachtigde opdrachtgevers op dit moment bieden. Iets
soortgelijks valt te beluisteren bij Morphosis bv. van Robin Noorda en Léon Wennekes in Bilthoven. Wennekes en Noorda geven tevens les aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht aan de afdeling Beeld- en Media Technologie. Noorda werkte tien jaar geleden zo veel freelance voor de NOS, dat ook hij genoemd wordt als één van de ex-NOS/NOB-mensen die rond de grote reorganisatie voor zichzelf begonnen.
Morphosis werkte voor: IKON, TROS, Veronica, BRT, AVRO, KRO en VPRO, maar inmiddels doet het bedrijf niet zoveel meer in leaders en aftitelingen voor de omroep. Computer-animatieleaders - Noorda was een pionier op dit gebied - zijn tegenwoordig naar zijn smaak leeg en doods. De oorzaak, zo houden de beide docenten hun studenten voor, is gelegen in het onvoldoende beheersen van de vele disciplines (film, ontwerp en animatie) die bij zogenoemde 3d computeranimatie een rol spelen. Noorda maakt tegenwoordig liever complete films, programmaΓÇÖs en bedrijfsprodukties. Toch vliegen bij de IKON op dit moment
nog zijn Wilde Ganzen, bij de BRT draait de bekroonde leader van het programma Tijd is geld en nog onlangs was in België de leader van het programma Over m’n lijf met een 3d brilletje te aanschouwen.
Max Kisman bij de VPRO verwoordt hetzelfde euvel vanuit zijn grafische
achtergrond. ΓÇÿAls je gevraagd wordt een affiche te ontwerpen voor een
theatervoorstelling, dan ga je een keer uit eten met de regisseur om eens stevig over het stuk te praten. Bij een boekomslag hetzelfde, je leest het en als dat kan praat je erover met de auteur. Men is zich bewust welke meerwaarde een grafisch ontwerp aan het geheel kan geven. ZoΓÇÖn inhoudelijke betrokkenheid heeft bij televisievormgeving in Nederland helemaal geen traditie. In Engeland wel, maar daar hebben vormgevers die werken voor televisie ook allemaal een degelijke grafische- en typografische achtergrond.
De remedie
Maar in plaats van zeuren over de marginale plek van de televisievormgeving, kun je ook besluiten je niet op die manier te laten misbruiken, meent Frans Lasès. Lasès werkte achttien jaar bij de NOS maar uit pure frustratie over het kleine speelveldje waarmee zijn collega’s doorgaans genoegen nemen stapte hij op bij de NOS. ‘Ook al omdat ik het zinken van het schip niet wilde meemaken’, vertelt hij
in zijn atelierruimte in het Amsterdamse voormalig Entrepot-dok, ook wel Entrecôte-dok genoemd vanwege de luxueuze uitstraling van de verbouwde pakhuizen en de vele snelle bedrijfjes die erin gehuisvest zijn. Lasès verwachtte dat televisievormgeving als zelfstandige discipline wel snel zou verdwijnen, maar de enorme technische innovaties hebben de keizer langer in de kleren kunnen houden dan hij voor mogelijk hield. Nog afgezien van de voortschrijdende éénvormigheid
uit epigonisme en gebrek aan oorspronkelijkheid, ziet hij de leaders verdwijnen (het kan ook zonder, kijk maar naar RTL 4, bvh) en de leadermaker tot vormgevend redacteur van een programma worden. ΓÇÿDat is wat ik de studenten in Arnhem wil leren: televisie maken.ΓÇÖ Het verhaal dat hij de studenten vertelt, is het verhaal van zijn eigen ontwikkeling: van het serviel leveren van diensten aan de programmamaker tot art-director in een programmaredactie.
Op die geïntegreerde manier ontstonden succesprogramma’s als De stratemaker op zee show en J.J. de Bom voorheen de kindervriend.
Kreatief met kurk van Ederveen, Niterink en art-director Ruud van Empel is voor Lasès een goed recent voorbeeld van die
manier van werken en zijn eigen zondagochtendprogramma Meneer de Koekepeer, is ook weer heel populair. ‘Daar kun je zien dat een goed idee heel eenvoudig uitgewerkt kan worden. Gewoon een schot met een gat erin waar een hoofd doorheen past en gaten voor de armen, dat is alles. En ik kan je de stapels post laten zien, de Koekepeer is zeer geliefd. Een opheffer van televisiegrafiek als discipline is natuurlijk niet enthousiast voor een theoretische versterking van het vak. ‘Dat smoort de creativiteit maar’, meent Lasès. Toch is een andere voorstander van geïntegreerde vormgeving, zij het op een iets andere manier,
daar wél voor. Het is echter de vraag of hij het op zal kunnen brengen om zich daar ook daadwerkelijk voor in te zetten. Ooit, nog voor zijn VPRO-werk zowel de man als zijn vak bekend maakte, doorbrak Jaap Drupsteen al de scheiding tussen verschillende vormgevings- en technische disciplines bij zijn toenmalige werkgever, de NOS. Hij zaaide onrust door met het hele proces van idee tot produkt bezig te willen zijn. ‘Inmiddels’, zegt hij, ‘is de situatie nu al meer dan tien jaar zo dat het experiment van de één de jeugdzonde van de ander is.’
Wat wil zeggen dat er geen overdracht plaatsvindt, dat er geen traditie is en dat er dus geen school gemaakt wordt. ΓÇÿDat er voor ons vak geen
discussieplatform is, dat reken ik mezelf eigenlijk wel aan. Mischien had ik daar eens initiatief in moeten nemen
In zijn wat kille burcht aan de Amsterdamse De Lairessestraat blijkt de oude meester zich van de (televisie)wereld te hebben afgewend. Al enkele jaren doet hij geen televisiewerk meer. Zijn naam kwam voor het laatst in de publiciteit toen hij de Capi-lux Alblas prijs ΓÇÿ89 kreeg. Een prijs voor ΓÇÿde meest vernieuwende beeldmakerΓÇÖ. Dat was in maart 1990, vrijwel gelijk met het in roulatie komen van het eerste bankbiljet van zijn hand, het nieuwe briefje van vijfentwintig. ΓÇÿRoodborstjeΓÇÖ had men als populaire aanduiding bedacht, maar de volksmond laat zich niet dwingen. ΓÇÿDe opinion leaders kijken geen televisie meer. Ik kijk geen televisie meer. Kijk jij nog?ΓÇÖ Jaap Drupsteen is nog maar net gaan zitten en verwacht echt een antwoord. Ik durf het bijna niet te zeggen, ja ik kijk nog. Veel zelfs. Jaap Drupsteen en de mensen in zijn omgeving kijken
niet. Ruim tien jaar eerder was er ook al niet veel op de buis, maar destijds verwachtte Drupsteen nog de opkomst van een heel nieuw soort televisie. De experimenten die begin jaren tachtig werden gedaan met onder andere onconventionele concertregistraties voor het programma Nederland C zijn evenwel mislukt, de televisiemakers zijn cynisch geworden en de kijkers afgestompt. Voor de abstracte visualisering van muziek en muziektheater projecten - het soort prestigieuze ondernemingen waarvoor Drupsteen na zijn Prix dΓÇÖItalia in ΓÇÿ88 veel
opdrachten kreeg - is waar dan ook in Europa nog nauwelijks geld.
Voor Drupsteen lijkt er geen weg terug naar de televisie. Vooral niet nu
gebleken is dat opdrachtgevers als Akzo veel meer open staan voor de abstracte beeldgrafiek van Drupsteen dan de omroepen. Deze opdrachtfilms zorgen weer voor
de middelen die al vele jaren opgeslokt worden door Drupsteens ΓÇÿvrije werkΓÇÖ: televisiegrafiek niet in dienst van iets anders - een produkt, een dienst of een programma - maar als zelfstandig fenomeen. ProgrammaΓÇÖs van twintig minuten tot een half uur die wellicht nooit op de televisie zullen komen. Als Drupsteen in dit project al uit zijn worsteling met ΓÇÿhet verhalend elementΓÇÖ, de compositie en de spanningsboog komt, dan moet ook zijn enige hoop op een positieve wending in de televisiewereld nog vervuld worden. Pas dan is er kans dat de televisiekijker kennis kan nemen van Drupsteens televisiekunst: ΓÇÿMijn hoop is de wanhoop van de
programmamakers. Als het grote-publieks-televisie-maken definitief is
vastgelopen kan er eindelijk ruimte ontstaan voor kleine doelgroepen. En dan is er ruimte voor televisiekunst, maar ook voor meer vorm/inhoud geïntegreerde programma’s zoals ze bij Beeldwerk en Morphosis graag zouden zien of zelfs voor meer radicale integratie zoals Lasès voor ogen staat. Voorlopig is er echter niets dat er op wijst dat we die richting uitgaan. Voorshands komt er alleen maar meer televisie van hetzelfde en meer televisiegrafiek om dat allemaal uit elkaar te houden. Wellicht kan de nieuwe generatie vormgevers - ‘jonge mensen die geleerd hebben zowel de linker als de rechter hersenhelft te ontwikkelen.
Vormgevers die technisch onderlegd én creatief zijn’, zoals Frits Paeper
bewonderend van enkele jonge NOB Design-aanwinsten zegt - de status van het vak toch zodanig optillen dat meer vormgevers zich durven profileren. Dat zou vast iets zijn. Het is een heel eind van ondertitels plakken naar volwassen televisievormgeving.