Property Set, instructie

       

Hiermee declareert u de naam, argumenten en programmacode die het hoofddeel vormen van een procedure Property, waarmee u een verwijzing naar een object instelt.

Syntaxis

[Public | Private | Friend] [Static] Property Set naam ([argumenten,] verwijzing)
[instructies]
[Exit Property]
[instructies]

End Property

De syntaxis van de instructie Property Set bevat de volgende onderdelen:

Onderdeel Beschrijving
Optional Optioneel. Geeft aan dat het argument al dan niet wordt geleverd door het oproepende element
Public Optioneel. Geeft aan dat de procedure Property Set toegankelijk is voor alle andere procedures in alle modules. Als u dit argument gebruikt in een persoonlijke module (een module met een instructie Option Private), is de procedure niet beschikbaar buiten het project.
Private Optioneel. Geeft aan dat de procedure Property Set alleen toegankelijk is voor andere procedures in de module waarin deze werd gedeclareerd.
Friend Optioneel. Wordt alleen gebruikt in een klassenmodule. Geeft aan dat de procedure Property Set tijdens het gehele project zichtbaar is, maar niet voor een controller van een exemplaar van een object.
Static Optioneel. Geeft aan dat de lokale variabelen van de procedure Property Set tussen oproepen worden opgeslagen. Het onderdeel Static is niet van invloed op variabelen die buiten de procedure Property Set zijn gedeclareerd, zelfs niet als deze in dezelfde procedure worden gebruikt.
naam Vereist. De naam van de procedure Property Set. Voor deze naam gelden de standaardregels voor naamgeving van een variabele. U kunt echter niet dezelfde naam gebruiken als van een procedure Property Get of Property Let in dezelfde module.
argumenten Vereist. Een lijst met variabelen die argumenten aangeven die worden doorgegeven aan de procedure Property Set wanneer deze wordt opgeroepen. Meerdere variabelen worden door komma's van elkaar gescheiden.
verwijzing Vereist. De variabele die de objectverwijzing bevat die wordt gebruikt aan de rechterzijde van de toewijzing van de objectverwijzing.
instructies Optioneel. Een groep instructies die wordt uitgevoerd in het hoofddeel van de procedure Property.

Het argument argumenten bevat de volgende syntaxis en onderdelen:

[Optional] [ByVal | ByRef] [ParamArray] varnaam[( )] [As type] [=standaardwaarde]

Onderdeel Beschrijving
Optional Optioneel. Geeft aan dat een argument niet nodig is. Als u dit sleutelwoord gebruikt, moeten alle volgende argumenten in argumenten ook optioneel zijn en worden gedeclareerd met het sleutelwoord Optional. Let op dat de rechterzijde van een expressie Property Set niet Optional kan zijn.
ByVal Optioneel. Geeft aan dat het argument via een waarde wordt doorgegeven.
ByRef Optioneel. Geeft aan dat het argument via een verwijzing wordt doorgegeven. De standaardinstelling in Visual Basic is ByRef.
ParamArray Optioneel. Wordt alleen gebruikt als het laatste argument in argumenten om aan te geven dat het laatste argument een Optional-matrix is met onderdelen van het type Variant. Met het sleutelwoord ParamArray kunt u een willekeurig aantal argumenten opnemen. U mag ParamArray niet gebruiken met de sleutelwoorden ByVal, ByRef of Optional.
Varnaam Vereist. De naam van de variabele die het argument aangeeft dat aan de procedure wordt doorgegeven. Hiervoor gelden de standaardregels voor naamgeving van een variabele.
type Optioneel. Het gegevenstype van het argument dat wordt doorgegeven aan de procedure. De volgende typen zijn geldig: Byte, Boolean, Integer, Long, Currency, Single, Double, Decimal (momenteel niet ondersteund), Date, String (uitsluitend met variabele lengte), Object, Variant of een specifiek objecttype. Als de parameter niet Optional is, mag ook een door de gebruiker gedefinieerd type worden opgegeven.
standaardwaarde Optioneel. Een willekeurige constante of constantenexpressie. Alleen geldig voor Optional-parameters. Als het type een Object is, kan een expliciete standaardwaarde alleen Nothing zijn.

Opmerking   Elke instructie Property Set dient ten minste ΘΘn argument te definiδren voor de procedure die met deze instructie wordt gedefinieerd. Dit argument (of het laatste argument als er meerdere argumenten zijn) bevat de werkelijke objectverwijzing voor de eigenschap wanneer de procedure wordt gestart die met de instructie Property Set is gedefinieerd. In de voorafgaande syntaxis wordt hiernaar verwezen als verwijzing. De instructie kan niet Optional zijn.

Notities

Als het argument Public, Private of Friend niet expliciet is opgegeven, is Public de standaardinstelling voor de procedures Property. Als u het argument Static niet gebruikt, worden de waarden van lokale variabelen niet bewaard tussen de verschillende procedureoproepen. Het sleutelwoord Friend kan alleen worden gebruikt in klassenmodules. Maar procedures kunnen in elke module van een project toegang tot procedures Friend krijgen. Een procedure Friend verschijnt niet in de typebibliotheek van de bijbehorende bovenliggende klasse en kan ook niet laat gebonden zijn.

Alle uitvoerbare programmacode moet in de procedure worden opgenomen. U kunt een procedure Property Set niet definiδren binnen een andere procedure Property, Sub, of Function.

De instructie Exit Property zorgt ervoor dat de procedure Property Set onmiddellijk wordt verlaten. De uitvoering van het programma gaat verder met de instructie die volgt op de instructie waarmee de procedure Property Set werd opgeroepen. U kunt een willekeurig aantal instructies Exit Property opnemen op elke plaats in een procedure Property Set.

Evenals de procedures Function en Property Get is de procedure Property Set een afzonderlijke procedure waarvoor u argumenten kunt opgeven, instructies kunt uitvoeren of de waarden van de argumenten kunt wijzigen. In tegenstelling tot de procedures Function en Property Get, die een resultaatwaarde geven, kunt u een procedure Property Set alleen gebruiken aan de linkerzijde van een expressie die een objectverwijzing toewijst (instructie Set).