Diagnostisch hulpprogramma voor DirectX

Standaardinstellingen wijzigen

U kunt op de pagina Geluid een ander niveau hardwareversnelling instellen door de schuifknop te verplaatsen. Dit niveau blijft zo ook nadat u het diagnostisch hulpprogramma voor Microsoft® DirectX® hebt afgesloten.

Opmerking  Deze functie is niet beschikbaar voor Microsoft Windows® 95.

U kunt hardwareversnelling uitschakelen voor Microsoft DirectDraw® of Direct3D®, als deze versnelling beschikbaar is. Zo kunt u dit doen: ga naar de pagina Weergave voor ieder weergaveapparaat en klik op de knop Uitschakelen. Als u de hardwareversnelling eenmaal hebt uitgeschakeld, is deze voor geen enkel apparaat beschikbaar, zelfs niet nadat u het diagnostich hulpprogramma voor DirectX hebt afgesloten. Om de hardwareversnelling weer in te schakelen klikt u op de knop Inschakelen op de juiste pagina.

Opmerking  Als u de DirectDraw-versnelling uitschakelt, schakelt u ook de versnelling voor Direct3D uit.

U kunt ook de vernieuwingsfrequentie van de monitor die door DirectDraw-toepassingen op volledige schermgrootte is ingesteld negeren. Dit moet u alleen doen als u weergaveproblemen hebt met een toepassing en als u een goede reden hebt om te denken dat door de toepassing een onjuiste vernieuwingsfrequentie wordt ingesteld.

procedurepijlEen andere vernieuwingsfrequentie instellen

  1. Klik op de pagina Meer Help op de knop Wijzigen.
  2. Selecteer in het dialoogvenster DirectDraw-vernieuwingsgedrag wijzigen het vakje Bewerken en voer een geldige vernieuwingsfrequentie in voor uw monitor.
  3. Het keuzerondje Waarde wijzigen wordt automatisch geselecteerd als u dit doet.

  4. Klik op OK.

procedurepijlDe vervangende vernieuwingsfrequentie annuleren en DirectDraw-toepassingen toestaan hun eigen vernieuwingsfrequentie in te stellen

  1. Klik op de pagina Meer Help op de knop Wijzigen.
  2. Selecteer in het dialoogvenster DirectDraw-vernieuwingsgedrag wijzigen het keuzerondje Standaard en klik op OK.