
Basisbegrippen: lokale adreslijstdomeinen
Elke Mac OS X-computer heeft een lokaal adreslijstdomein. De beheergegevens die zich in een lokaal domein bevinden, kunnen alleen worden benaderd door de programma's en de systeemsoftware die zijn geïnstalleerd op de computer waarop het domein zich bevindt. Dit lokale domein wordt als eerste geraadpleegd wanneer een gebruiker inlogt of een andere bewerking uitvoert waarvoor gegevens nodig zijn die in een adreslijstdomein worden bewaard.
Als iemand inlogt op een Mac OS X-computer, wordt door Open Directory in het lokale adreslijstdomein van de computer naar de record van de desbetreffende gebruiker gezocht. Als dit domein de record van de gebruiker bevat (en als de gebruiker het juiste wachtwoord heeft opgegeven), wordt het inlogproces vervolgd en krijgt de gebruiker toegang tot de computer.
Na het inloggen kan de gebruiker via het commando 'Verbind met server' in het Ga-menu verbinding maken met Mac OS X Server om gebruik te maken van de bestandsvoorzieningen. In dat geval wordt via de Open Directory-voorziening op de server in het lokale adreslijstdomein van de server gezocht naar de record van de gebruiker. Als het lokale adreslijstdomein op de server de record van de gebruiker bevat (en als de gebruiker het juiste wachtwoord heeft opgegeven), krijgt de gebruiker toegang tot de bestandsvoorzieningen.
Wanneer u een Mac OS X-computer voor het eerst configureert, wordt automatisch een lokaal adreslijstdomein aangemaakt dat wordt voorzien van records. Zo wordt een gebruikersrecord aangemaakt voor de gebruiker die de installatie uitvoert. De record bevat de gebruikersnaam en het wachtwoord die zijn opgegeven tijdens de configuratieprocedure, maar ook andere gegevens, zoals een unieke ID voor de gebruiker en de locatie van de thuismap van de gebruiker.