
De verbindingsinstellingen voor een LDAP-adreslijst wijzigen
In Adreslijsttoegang kunt u de verbindingsinstellingen wijzigen van een configuratie die bepaalt hoe Mac OS X toegang krijgt tot een bepaalde LDAPv3- of LDAPv2-adreslijst.
- Klik in Adreslijsttoegang op 'Voorzieningen'.
- Als het hangslotsymbool is vergrendeld, klikt u hierop en geeft u de naam en het wachtwoord van een beheerder op.
- Selecteer 'LDAPv3' in de lijst met voorzieningen en klik vervolgens op 'Configureer'.
- Klik op de knop met het driehoekje naast 'Toon opties' als de lijst met serverconfiguraties niet wordt weergegeven.
- Selecteer een serverconfiguratie in de lijst en klik op 'Wijzig'.
- Klik op 'Verbinding' en breng de gewenste wijzigingen aan.
'Naam configuratie': in dit veld wordt de configuratie weergegeven in de lijst met LDAP-adreslijstconfiguraties. (U kunt de naam ook rechtstreeks in de lijst met LDAP-adreslijstconfiguraties wijzigen.)
'Servernaam of IP-adres': in dit veld wordt de DNS-naam of het IP-adres van de server weergegeven. (U kunt de naam of het adres ook rechtstreeks in de lijst met LDAP-adreslijstconfiguraties wijzigen.)
Bij 'Beëindig openen/sluiten na inactiviteit van' geeft u het aantal seconden op dat door Open Directory wordt gewacht voordat een poging om een verbinding tot stand te brengen met de LDAP-server wordt geannuleerd.
Bij 'Verbreek verbinding na inactiviteit van' geeft u het aantal seconden op dat een inactieve of niet-reagerende verbinding door Open Directory wordt gehandhaafd.
Met de optie 'Voer identiteitscontrole uit bij verbinden' kunt u opgeven of de identiteit van Open Directory als gebruiker van de LDAP-adreslijst wordt gecontroleerd. In dat geval moet een speciale naam en een speciaal wachtwoord worden opgegeven om een verbinding met de server tot stand te brengen.
Met de optie 'Codeer via SSL' kunt u opgeven of communicatie met de LDAP-adreslijst door Open Directory wordt gecodeerd door gebruik te maken van een SSL-verbinding (Secure Sockets Layer). (U kunt deze instelling ook rechtstreeks in de lijst met LDAP-adreslijstconfiguraties wijzigen.)
Bij 'Gebruik aangepaste poort' kunt u een ander poortnummer opgeven dan het standaardpoortnummer (389 zonder SSL en 636 met SSL) voor LDAP-verbindingen.