
Statische poorten configureren voor gedeelde NetInfo-domeinen
Standaard wordt door Mac OS X dynamisch een poort in het bereik van 600 tot en met 1023 geselecteerd bij het benaderen van een gedeeld NetInfo-domein. U kunt instellen dat de toegang tot een gedeeld NetInfo-domein via specifieke poorten verloopt. U doet dit met het programma NetInfo-beheer.
- Open NetInfo-beheer op de computer waarop het gedeelde domein zich bevindt en open vervolgens het domein.
- Klik op het hangslotsymbool en geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op van een beheerder van het adreslijstdomein.
- Selecteer de adreslijst '/' in de lijst met directory's.
- Om de waarde van een bestaande poorteigenschap te wijzigen, klikt u dubbel op de waarde in de kolom 'Waarde(n)' en brengt u de wijziging aan.
- Om een poorteigenschap te verwijderen, selecteert u de eigenschap en kiest u 'Verwijder' uit het Wijzig-menu.
- Om een eigenschap toe te voegen, kiest u 'Nieuwe eigenschap' uit het Directory-menu en gaat u als volgt te werk.
Als u dezelfde poort wilt gebruiken voor TCP- en UDP-pakketten, klikt u dubbel op 'nieuwe_eigenschap' en wijzigt u de naam in 'poort'. Wijzig vervolgens 'nieuwe_waarde' in het gewenste poortnummer.
Als u afzonderlijke TCP- en UDP-poorten wilt gebruiken, klikt u dubbel op 'nieuwe_eigenschap' en wijzigt u de naam in 'tcp_poort'. Wijzig 'nieuwe_waarde' vervolgens in het gewenste TCP-poortnummer. Klik nu dubbel op 'nieuwe_eigenschap' en wijzig de naam in 'udp_poort'. Wijzig 'nieuwe_waarde' in dit geval in het gewenste UDP-poortnummer.