Nederland heeft voor het eerst sinds jaren weer een "ouderwets" strenge winter achter de rug. Toch zijn daar wel enige kanttekeningen bij te plaatsen. Kijken we naar de hoeveelheid opgetreden vorst in de voorbije drie maanden, dan valt op dat deze in het noordoosten van het land aanmerkelijk meer te betekenen had dan in het zuidwesten. Een dergelijk verschil is niet ongebruikelijk, maar kreeg in dit winterseizoen nog extra gestalte, omdat de kou vrij vaak met zuidoostelijke winden werd aangevoerd. Bij een dergelijke stroming heeft de lucht die Zeeland bereikt een aanmerkelijk zuidelijker (en mildere) oorsprong dan de lucht die Groningen bereikt. In de temperatuur kan dat dan al gauw een vijftal graden schelen. Een en ander wordt duidelijk weerspiegeld in het zogenaamde Hellmann-getal, dat wordt verkregen door alle gemiddelde etmaaltemperaturen, voor zover deze onder het vriespunt liggen, bij elkaar op te tellen. In het noordoosten van het land komt dit getal op ongeveer -240 uit, in het midden op ongeveer -150, terwijl Zeeland op rond -55 blijft steken. Aldus was de winter van 1996 in vooral het noorden van het land een echte topper, waarbij alleen "reuzen" zoals 1963, 1947, 1942, 1940 en 1929 nog meer op vorstgebied presteerden. Beperken we ons tot de Bilt, dan kunnen we zien dat hier een Hellmann-getal van 149 goed is voor een dertiende plaats op de eeuwranglijst, waarbij de eerlijkheid gebiedt om op te merken dat ook maart nog een (kleine) bijdrage kan opleveren. De gemiddelde wintertemperatuur kwam op -0,1 graad uit, en daarmee komt deze winter op een gedeelde zevende plaats uit. Eenzaam op kop blijft hier 1963, met -3,2 graden. Vergelijk dat eens met de winter van 1990, die een temperatuur van +6,0 graden opleverde; de zachtste winter van deze eeuw. Een temperatuur van -0,1 graad is laag genoeg om de winter het predikaat "streng" mee te geven. Maar het was wel een strenge winter met relatief weinig vorst, vergelijk- baar met de winter van 1941. Het was vooral de hardnekkigheid van de vorst die opviel, niet de strengheid ervan. Alle tiendaagse tijdvakken van de voorbije winter leverden wel een paar koude dagen op met een gemiddelde etmaaltemperatuur van onder nul en deze eeuw hebben slechts vier andere winters dat ook gepresteerd, het laatst in 1979. Dat laatste wordt ook weerspiegeld door het grote aantal dagen met een minimumtem- peratuur van beneden het vriespunt; 68 van de 91 dagen. Deze eeuw is dat slechts vier maal overtroffen, 1963 kwam tot 81 dagen. Het aantal dagen waarbij het het hele etmaal bleef vriezen, kwam uit op 26 in De Bilt, goed voor een zevende plaats. Op nogal wat mensen zal de winter niet zo'n barre indruk hebben nagelaten, wat natuurlijk komt omdat er maar erg weinig neerslag viel. Januari was met afstand de droogste maand van deze eeuw en meerdere lokaties hebben geen dikker sneeuwlaagje gezien dan 2 cm. "Blizzard"-achtige toestanden kwamen alleen voor in het noorden van het land rond 20 februari, waarbij de sneeuw in flinke duinen werd opgewaaid. Toch waren er genoeg situaties met ijzel, sneeuw en gladheid, waardoor de hoeveelheid zout die op de wegen gestrooid moest worden, ruim twee keer zo groot was als in een "gemiddelde" winter. En nu maar hopen dat het snel lente wordt, al kan dat, na zo'n winter nog wel eens tegenvallen... Tom van der Spek